Hoofdstuk 7
En dan nu het raadsel. Dat is opgelost! Het antwoord komt niet uit boeken, maar uit eigen ervaring.
Het staat hierboven: geloof lijkt op verliefdheid. Om precies te zijn: geloof is een zaak van het hart. Je geeft je eraan over zoals je je overgeeft aan je geliefde. Er is vertrouwen. Vertrouwen op God. Geloof valt niet te plannen of te organiseren, net zo min als je verplicht verliefd kunt worden. Er moet een vonkje overspringen. Een vonkje van de Heilige Geest.
Het is een zaak van het hart, maar toch ook van het verstand.
Er zijn goede argumenten om te geloven dat de bijbelschrijvers een betrouwbare weergave hebben willen geven van wat ze gezien en gehoord hebben, of van wat hun door de Geest is ingegeven.
Neem nou bijvoorbeeld de Evangeliën, de eerste vier boeken van het Nieuwe Testament. Ze bevatten ooggetuigenverslagen van wat de Here Jezus heeft gedaan tijdens de laatste drie jaar van zijn leven. Hij trok rond met zijn leerlingen, deed wonderen, waaronder genezingen, en gaf onderricht over het komende Koninkrijk van God.
Niet lang na Zijn kruisiging, opstanding en hemelvaart trokken de leerlingen erop uit om te vertellen wat Jezus hen geleerd had en wat ze met Hem hadden beleefd. Dat werd hen niet in dank afgenomen: bijna allen stierven een marteldood! Dat deden ze niet voor een leugen. Dat deden ze, omdat ze gezien hadden dat Jezus echt uit de dood was opgestaan, echt aan hen was verschenen en echt ten hemel was gevaren. Ook in die tijd was dat onvoorstelbaar. Dat geloofde men niet zomaar. Dat geloofde men alleen, omdat het echt was gebeurd!
Er zijn meer argumenten die het christelijk geloof aannemelijk maken. Nieuwsgierig naar die argumenten? Dan kan ik je het boek “In alle redelijkheid” van Tim Keller aanbevelen.
Waarom leef je?
Als ongelovige zag ik de maatschappij als een ketting. De mensen vormden de schakeltjes. Elk schakeltje was nodig voor het functioneren van het geheel. Het leveren van een bijdrage aan de maatschappij gaf zin aan mijn leven.
In een one-liner:
Mijn leven had zin omdat ik er er zelf zin aan gaf.
Als gelovige vind ik mensen nog steeds erg belangrijk, maar de maatschappij is niet meer het allerhoogste. Dat is de Here Jezus. Voor Hem leef ik. Hij is God. Hem wil ik eren. Hij had alles voor ons over: Hij leed en stierf voor ons aan het Kruis. Hij bracht verzoening met God de Vader. Jezus is opgestaan.
Hij leeft! Hij overwon de dood. Ooit zullen we Hem zien en eeuwig met Hem leven. Dat is iets om naar uit te kijken. Dat geeft diepe vreugde, zoals niets anders vreugde kan geven.
Mijn motto nu:
Mijn leven heeft zin omdat ik leef door God en voor God.
Ik ben God zeer dankbaar dat Hij in mijn leven is gekomen. Ik heb Hem gevonden, zonder Hem gezocht te hebben. Het geloof is me overkomen. Mijn leven is er onbeschrijfelijk veel rijker door geworden. Dank U, Heer, voor zoveel genade!
Deze rijkdom gun ik iedereen. Vandaar dit boekje.